vrijdag 25 augustus 2017

Richard Powers, Het zingen van de tijd

Vertaald door Mieke Lindenburg. 5e druk. Olympus (onderdeel van Atlas Contact), Amsterdam 2014. Paperback à 765 bladzijden, exclusief twee pagina's noten van de vertaalster. 1e dr. 2003. Oorspr. The Time of Our Singing (2003).

Episch, lijkt me een goede karakterisering van deze vuistdikke roman. Het is een veel meer dan alleen zijn eigen levenstijd overschouwend relaas van Joey Strom, opgetekend in 2001. De onderliggende geschiedenis begint in zekere zin op Paaszondag 1939 wanneer de Duitse, Joodse natuurkundige David Strom en de Amerikaanse, gekleurde zangeres Delia Daley elkaar ontmoeten tijdens het door 75.000 mensen bezochte openluchtconcert van de eveneens Afro-Amerikaanse zangeres Marian Anderson; zij zong op de treden van het Lincoln Memorial, toen de 'Daughters of the American Revolution' weigerden haar op te laten treden in de Constitution Hall in Washington, D.C. Maar deze (familie)geschiedenis reikt veel verder terug, tot in 1843, en tot vele eeuwen ervoor.

Die onoverzichtelijke historische dimensie, die zich zo moeilijk verhoudt tot elk individueel mens, vormt het centrale thema van deze roman. Meer in het bijzonder gaat het verhaal over ras (en het door mensen daar aan verbonden rassenonderscheid); ras als een dominante, dwingende bovenpersoonlijke dimensie, en rassenonderscheid dat het de individuele mens vrijwel onmogelijk maakt om in de maatschappij eigen-zinnig en vrij te handelen en te zijn wie hij of zij denkt, voelt en wenst te zijn.

Centrale personages zijn de broers Jonah en Joey Strom, al in hun vroegste jaren door hun ouders met muziek overladen en al heel vroeg zeer getalenteerd als zanger, respectievelijk (begeleidend) pianist. Vooral Jonah is uitzonderlijk begaafd en zijn prestaties worden bijzonder intens en lyrisch en liefdevol door zijn broertje beschreven. De muzikale extase die Jonah - ook bij zijn publiek - steeds weer weet te bereiken, blijkt geleidelijk ook zijn doem, zeker in de ogen van hun jongere, niet minder muzikaal begaafde zus Ruth; het zusje dat zij wanneer ze aan hun carrière bouwen, uit het oog verliezen; het zusje dat ziet hoe haar broers de gewelddadig racistische (Amerikaanse) samenleving uit het oog verliezen, om wille van hun ideale muziek, waarvan zij, wat naïef, veronderstellen dat die mensen samenbrengt, zoals muziek het jonge gezin regelmatig innig verbond met improvisatie-avonden.

Belangrijke kanttekening is dat David Strom en Delia Daley eigenlijk niet met elkaar konden en mochten trouwen, een witte en een zwarte, anno 1940 in Amerika. Dwars door alle verbod, weerstand en afkeer heen doen ze dat wel en zetten hun lichtgekleurde kinderen in die maatschappij, kinderen die in de ogen van de witten zwart, in de optiek der zwarten wit zijn. David en Delia onderwijzen hen  thuis, sturen ze niet naar gesegregeerde scholen, en proberen ze op te voeden tot een eerste generatie kleur-vrije mensen.

De roman vertelt (dus) allerlei hoogte- en dieptepunten, vooral uit het leven van Jonah en Joey; en dat gaat vaak van dik hout. Van effectbejag en pathetiek is deze roman van Powers niet vrij. Maar eerlijk gezegd vond ik dat helemaal niet erg.

Ik denk dat dat mede kwam doordat deze hele familie-saga verweven is met talloze feitelijkheden uit de (Amerikaanse) sociale en culturele geschiedenis, en niet te vergeten met voortschrijdende denkbeelden omtrent het wezen van de tijd; dit laatste vooral via David Strom, die zich aan de universiteit onledig houdt met post-Einsteiniaanse natuurkundige theorieën, die hij - via Powers - behoorlijk aanschouwelijk weet te maken, inclusief de consequenties die ze hebben voor wat gewone mensen denken dat tijd is.

Maar vooral de historische uitingen van alledaags racisme, die Powers door deze fictieve saga weeft, maken het lezen van deze roman tot een onthutsende ervaring. De vertelling loopt door tot en met de Rodney King-rellen in april-mei 1992, en het is niet moeilijk de lijn door te trekken met de actualiteit van de V.S. dagelijks in de krant (ik bedoel natuurlijk niet dat racisme alleen daar voorkomt).

Een andere actualiteit maakt dit boek ook pikant: het recent ook in Nederland opgelaaide vuur van het racisme- en (culturele)toe-eigeningsdebat. Pikant, omdat Richard Powers, als ik het goed zie, tamelijk wit is (maar wat zou het; meerdere personages in zijn roman wijzen erop dat geen enkel ras 'zuiver' is; Joey, onder anderen, weet dat te waarderen want 'de uniformiteit [houdt] alles wat uiteenloopt er alleen maar onder [...] dankzij pure terreur. Zonder vermenging stagneert de wereld.')

P.S.
De Nederlandse vertaling bevat deze zin, die betrekking heeft op de improvisatie-avonden van de familie Strom: 'Brokken Barber vanuit de badkamer botsten op Carmen die uit de keuken klonk.' Dan denk ik: het origineel zal net zo goed zijn.

Geen opmerkingen: