vrijdag 14 april 2017

Robert Seethaler, Ein ganzes Leben

Roman. 12. Auflage. Taschenbuchausgabe. Goldmann, München Februar 2016 [1e dr. 2014]. Pocket met flappen, 185 blz.

Werd me vrijwel ex nihilo, maar in het kader van de voorbereiding van een ad hoc-leesgroep, aangeraden, door iemand die me nimmer eerder een boek aanried. Maar hij liet het me zien, vertelde erover en ik was verkocht (niet alleen door de omvang, het formaat, de fraaie uitvoering en de opmerkelijke titel).

Is een enorm verkoopsucces in Duitsland en Oostenrijk, naar het schijnt. Ik had nog nooit van boek of auteur gehoord. Achterop wordt het verhaal samengevat:
Ein Dorf in den Alpen, ein Alltag voller Entbehrungen, das Staunen über die Momente des Glücks – die Geschichte eines Lebens.
Zo ook de stijl van het verhaal, van de vertelling: gortdroog, samenvattende stappen tussen uitgewerkte beschrijvingen van dramatische hoogtepunten, mooie tempowisselingen, weinig tot geen psychologische uitweidingen, en al helemaal weinig dialoog, want een waarheid van een collega waar de hoofdfiguur, Andreas Egger, zich wel in kan vinden, is: 'Wem das Maul aufgeht, dem gehen die Ohren zu.'

De stijl van het vertellen, het taalgebruik van de alwetende vertelinstantie is veel gevarieerder. Er zijn dat soort granieten uitingen, maar ook veel wondermooie volzinnen, zoals de eerste:
An einem Februarmorgen des Jahren neunzehnhundertdreiunddrei ßig hob Andreas Egger den sterbenden Ziegenhirten Johannes Kalischka, der von den Talbewohnern nur der Hörnerhannes gerufen wurde, von seinem stark durchfeuchteten und etwas säuerlich riechenden Strohsack, um ihm über den drei Kilometer langen und unter einer dicken Schneeschicht begrabenen Berpfad ins Dorf hinunterzutragen.
Een tamelijk heroïsch begin, bovendien, waar nog bij komt dat die eerste gebeurtenis bijna surreëel wordt, wanneer de stervende geitenhoeder er toch opeens nog vandoor gaat en uit zicht verdwijnt, en pas een leven later als een soort Ötzi, maar dan met een been eraf, in het ijs wordt teruggevonden. Het leven is van dood doortrokken.

Die Andreas Egger heeft iets heroïsch', doordat zijn herkomst enigszins nevelig en zeker niet burgerlijk verantwoord is; zijn precieze geboortejaar, laat aan het eind van de negentiende eeuw, is onbekend. Hij wordt met tegenzin in een pleeggezin opgenomen, en in zijn jeugd door zijn pleegvader afgebeuld, zozeer zelfs dat het hem een gebroken been en aansluitend een levenslange  hinkende gang oplevert.

Een zwijgzaam, hardwerkend figuur, die, zodra hij dat pleeggezin ontvlucht is, in eenzaamheid net buiten het dorp verderleeft, medewerker wordt van het bedrijf dat de eerste kabelbaan in het dal aanlegt, waardoor later de toeristenindustrie ontstaat, waar Egger zelf eigenlijk niks van moet hebben; hij houdt van stilte, en van de bergen zoals ze waren; hij overleeft een afschuwelijke, maar goeddeels niet verhaalde oorlogsperiode in Rusland; pas aan het eind van zijn leven verlaat hij het dorp nog eenmaal, om er onmiddellijk terug te keren. Hij vindt in dat dorp toch nog, want schuchter is hij, een geliefde, die hem echter al snel door een lawine uit het leven gerukt wordt. En zo volgen er nog meer tegenslagen en ontwikkelingen die met een groeiende moderniteit te maken hebben, waar Egger niets mee te maken zou willen hebben.

Ik was er wel even aan toe, aan zo'n strak geregisseerd verhaal, met weinig moeilijk-doenerij, meer van: 'niet lullen, maar poetsen'. Het boek zou een Heimatsroman genoemd kunnen worden; deed me wel denken aan De vlaschaard bijvoorbeeld, Houtekiet maar met een vleug Manon des Sources en De kleine Rudolf wellicht. Dat werk. Mist, mest en rotsen, niet te veel mensen, niet te veel denken. Maar dus ook weer geen rauwdouwerij en geen friemelig natuurgetut. Misschien had Elsschot zo geschreven als Antwerpen in de Alpen had gelegen.

Laat in zijn van zijn leven komt Egger op geheel onspectaculaire wijze nog een andere vrouw tegen, de dorpslerares. Ze zijn wel aan elkaar gewaagd.
'Der mensch is oft allein in dieser Welt', sagte sie.
     Dann drehte sie sich um. Sie zündete zwei Kerzen an und stellte sie auf den Tisch. Zog die Vorhänge zu. Schob den Riegel vor die Tür.
     'Komm jetzt', sagte sie.
     Egger starrte immer noch auf den dunklen Fleck auf der Tischdecke. 'Ich bin erst bei einer Frau gelegen', sagte er.
'Das macht nichts', sagte die Lehrerin. 'Es ist mir recht.'
Dat werd dus niks meer. 

Geen opmerkingen: