zaterdag 9 januari 2016

Michael Bijnens, Cinderella, Hagar Peeters, Malva

Tot voor kort dacht ik eindelijk eens een zekerheid in mijn lezensleven ontdekt te hebben. Ik had zulks nog niet goed en wel geformuleerd of mij werden twee fictionele prozadebuten op de leesplank geserveerd. In volgorde van toevallige opkomst.

1. Cinderella van Michael Bijnens. Om heel erg kort door de bocht te gaan: de roman van een zoon die de pooier van zijn moeder wordt. Eigenlijk volstaat dit om een ieder naar de boekhandel te jagen, hoop ik.

U wilt meer?
Komt-ie.

Het hele boek, dat 476 bladzijden lang doordendert, is in een literaire overdrive geschreven. En in een - God-zij-ge-loofd-en-geprezen - weinig tot niet gekuist Vlaams. Nochtans uitgegeven door Atlas Contact. Hulde.

Het boek heeft veel eigenschappen van het soort roman waar ik doorgaans niet goed en volkomen onwel van word. Het is, nondedju, een coming of age-roman, geschreven door een debutant (nou, vooruit dan maar) van ongeveer vijfentwintig jaren (25, dat is). En die laat niet na niet te verbergen dat de roman autobiografisch is; hij refereert in de roman ook nog eens aan het schrijven van de roman, en aan het feit dat mensen / personages een pre-definitief typoscript van de roman gelezen hebben en er commentaar op geleverd hebben (zoals dat hij de namen zou moeten aanpassen, wat hij, afgaande op de achternaam althans van de ik-vertelller) (want dit boek heeft dus nog eens een - in dit geval niet vermaledijde - ik-verteller) (en van de auteur); het boek is van een stuiterend realisme en doet allerlei uit de doeken aangaande het 'milieu'; het is een schelmenroman in zekere zin, vol met alle daarbij horende randfiguurlijke hyperboliek, maar dan nadrukkelijk NIET op die bedroevende en deprimerend platte, welbekende Brusselmansachtige Ik Jan Cremer-manier. De clausen in de dialogen zijn soms minstens tien meter lang; veel van de inhoud daarvan is geouwehoer, maar dan wel uitzonderlijk goed geformuleerd en inhoudelijk steekhoudend geouwehoer.

Ik weet - achteraf - niet of het allemaal heel erg diep gaat, maar als iemand van meet af aan al zo daverend kan schrijven, dan zie ik graag nog wat meer van 'm tegemoet. Is het het al te grof als ik 'm typeer als een middlebrow hetero Lanoye? Neem me niet kwalijk. Stijl is misschien wel besmettelijk.

2. Een roman met een ik-vertelster? Getsie. De ik-vertelster is een maximaal acht jaar oud meisje? Getver. De roman is gedeeltelijk autobiografisch? Gruwel (kanttekening: met dien verstande dat niet de vertelster, over wier leven de roman voor alles gaat, maar ook de ingebedde schrijfster - die slechts de rol heeft van notuliste - haar eigen leven erin neergelegd heeft). En de roman is de verbeelding van het leven van een echt bestaan gehad hebbend persoon, gelieerd aan een echt beroemd literair persoon? Gotfer, wat zeg ik: godnondeperen, een wel heel erg hoog bittere-Palmen-gehalte! En het ding is 239 bladzijden lang, inclusief een (daar gaan we weer) verantwoording om de authenticiteit enzo erin te wrijven?

Maar het is een verbijsterend intrigerende en meeslepende, uitermate onprozaïsche maar juist verbeeldingskrachtige en prachtig-poëtische en bijzonder metaforische en auctoriale vertelling met een hoog-mythische allure. Ik ben niet genoeg thuis in de Zuid-Amerikaanse 'moderne' literatuur om er spijkerharde oordelen en kwalificaties op na te houden, maar toch denk ik dat deze roman heel goed de magisch-realistische toon die daarbij hoort weet aan te slaan en vast te houden. Het is een vreemde kwalificatie (het is dan ook een heel aangenaam vreemd boek), maar ik zou het een, in de zeer positieve zin, on-Nederlandse roman willen noemen. Malva, van Hagar Peeters.

Geen opmerkingen: