maandag 25 mei 2015

Kort en goed 2: Stephan Enter, Compassie

Amsterdam, Van Oorschot 2015. Hardkaft met stofomslag, 154 blz. (geen e-ditie van kunnen vinden).

Een man, een beetje een zelfingenomen losbol, leert via een datingsite een vrouw kennen, van wie hij in eerste instantie en in tweede, en zeg maar gerust in bijna alle navolgende instanties, bijzonder onder de indruk is. Misschien was dat niet echt zijn bedoeling, want tot dan toe hopte hij van de ene naar de andere date, zoals dat tegenwoordig heet; mijn moeder zou dat 'scharrels' noemen. Maar Jessica laat niet met zich scharrelen.

Die eerste instantie is haar bijzonder intrigerende gezicht, en die andere instanties zijn haar intellect, haar zelfstandigheid, haar denkbeelden, haar academische carrière, haar kleding, humor, kortom: zo'n beetje alles aan haar. Het boek is bij vlagen wat stroopzoeterig wanneer het tot lofzangen op de half-Duitse Jessica komt. De man, de ik-verteller, Frank van Luijn geheten blijkens het achterplat, gaat volkomen voor de bijl.

Volkomen? Neen. Er blijkt iets aan Jessica's naakte lichaam te zijn, wat hem alles behalve aantrekt (heel discreet verzwijgt de ik-verteller wat dat is; een opmerkelijk detail in het boek). En seksueel is het een regelrechte ramp met deze geesteswetenschappelijke promovenda: ze schreeuwt de hele buurt bij elkaar tijdens het copuleren, maar enige lust, laat staan klaarkomen, is er niet bij.

Daar komt bij: ze heeft aan automutilatie gedaan (ze 'kon niet bij haar gevoel komen') en ze zegt dat onze held haar eerste vriend is. Die heeft dus issues, denkt Frank. Dat is aan geen dovemans oren gezegd, de ridder in hem is gewekt: hij gaat alles op alles zetten, niet alleen om haar te bevredigen, ook en vooral om haar echte eerste vriend te zijn, hij geeft zichzelf als het ware als vriend aan haar, omdat dat een goede ervaring zou zijn, goed ook voor haar zelfbeeld. Maar daarna - heeft hij al vrij snel besloten - daarna moet het ook afgelopen zijn, en zal hij haar verlaten en op zoek gaan naar een betere vriendin.

Nee, zó vervelend en plat seksistisch is het boek gelukkig niet: de hele zaak kantelt volkomen. In veel minder bladzijden dan er gewijd zijn aan zijn zelfbenoemde altruïstische reddingsactie krijgt onze held de volle laag bagger van het lot en het leven, recht in zijn smoel, en hij komt er, te laat, achter dat niet zij, maar hij de sneue figuur is. Hoewel hij uit niets dan liefde handelt, of laten we het compassie noemen, is hij de ergste, meest verdorven, onoprechte, maar tragisch genoeg in zekere zin ook onbedoelde egoïst. Hij geniet zozeer van het feit of de gedachte dat hij Jessica kan helpen, dat zijn acties neerkomen op onverdunde morele zelfbevrediging en geheel losgeslagen zijn van altruïsme, sympathie en empathie.

Het is een even bondige als fraaie staal van keiharde moedwil en dito misverstand. Onheuse zelfvooringenomenheid. En: doordat het een ik-vertelling is, is het wat moeilijk om de zaak echt te doorzien, om langs dat ego van Frank heen te kijken, en krijg je als lezer, als je niet oppast, eveneens een corrigerende tik op je domme vingers.


Nabetrachting 06-06-2015

Bij herlezing, dus met de kennis van de eerste lezing, en in aanmerking genomen dat ik het boek de eerste keer wellicht toch te snel en te argeloos las, vind ik die Frank van Luijn wel een stuk meer in de buurt komen van de zo geheten onsympathieke romanpersonages. Iets preciezer: hij is een fors ontwikkeld impathiek persoon: een figuur met een gapend manco aan empathie gekoppeld aan een enorme zelftevredenheid, en daarnaast begiftigd met een irritante dosis seksgerichtheid. Helemaal niks mis met seks, begrijp me goed, maar bij deze ik-verteller gaat die aandacht, om niet te zeggen: fixatie, nogal ingrijpend te koste van andere zaken en interesses, hoewel hij het doet voorkomen dat het niet zo is.

Grappig (zoals Anker dit woord gebruikt in het slotgedicht van Onvergetelijke, toegewijde trouweloze tijd), dat ik me er zo blind in heb laten luizen door dat dominante vertelperspectief. Want eerlijk gezegd: de 'natuurkunde-ex' van Frank, plottechnisch bezien een bijfiguur die hij aanvankelijk met dedain in zijn relaas neerzet, en die hem na het debacle opbelt, kon de hele situatie met, en ook het karakter van Jessica van een afstandje wel eens veel beter doorgrond hebben dan Frank zelf, die zich presenteert als de onbaatzuchtige en barmhartige, onbezoldigde psychosociale en seksuele hulpverlener. Jessica is misschien niet zo sneu, ze wordt vooral als sneuëlinge neergezet door die luizebol van een Frank.

Ik was vergeten, trouwens, dat deze roman een tegelijk tragisch en blij einde heeft. Frank komt tot een diep zelfinzicht. Anders: ik vraag me af of het slothoofdstuk wel nodig, passend is. Ik had de roman slechts tot en met hoofdstuk negen in mijn geheugen gezet, dus tot en met de ondergang en met een slotscène die aansluit bij het begin: Frank die Jessica's datingsitefoto ziet; zonder hoofdstuk tien, waarin het, met een tijdsprongetje, toch nog goed komt.

Nadere betrachting 26-06-2015

Bij de bespreking van het boek, gisteren met de deelnemersrijke nieuwe leesclub, in de achtertuin van De Bastaard, eerst alleen met studenten en medewerkers en vervolgens ook met de auteur, kwam onder veel meer het slot van de roman ter sprake. Er was verschil van inzicht of dat wel een feitelijke tijdssprong vooruit betrof; misschien was het een flashforward (dus slechts een denkbeeld van Frank hoe 'het' later zou kunnen zijn), of zelfs slechts een flashback. En ik moet zeggen dat de andere twee opties beter zijn dan wat ik aanvankelijk dacht, en dat een flashback de beste duiding is, omdat wel duidelijk was geworden, toch, dat die Frank echt onherstelbaar naar z'n mallemoer was geholpen: dat kan nooit meer goed komen met hem. De implied author heeft hem, als een Dreverhaven zijn niet-geëchte zoon, voor negen tiende uitgeknepen, of misschien nog wel meer, en amechtig stuiptrekkend achtergelaten. En hoewel het past bij het in het motto aangekondigde sprookjesachtige karakter dat het verhaal ook heeft, blijf ik het jammer vinden dat er dat laatste hoofdstuk met die moraal aan toegevoegd is.

Kort en goed 1: Patrick Modiano, Pour que tu ne te perdes pas dans le quartier

Z.p.: Gallimard. Édition électronique, naar de eerste druk van 2014, 94 'bladzijden'.

Jean Daragane, een man, schrijver, Parijzenaar, solist, mogelijk eenzaam, op leeftijd, ergens in de zestig wellicht, wordt telefonisch benaderd door een onbekende die zijn adresboekje heeft gevonden, en hem een vraag wil stellen in verband met het boek dat hij, naar hij zegt, zelf aan het schrijven is, een vraag naar aanleiding van een naam uit dat adresboekje die eveneens voorkomt in de eerste roman van Daragane, die nu zo'n vijfendertig jaar geleden verscheen.

Oeps, deze zin heeft geen enkele gelijkenis met de uitgebeende, korte, droge zinnen die Modiano schrijft, maar geeft wel iets weer van de (nogal melancholische) herinnerings- en identiteits-thematiek van deze, Modiano's recentste, roman. Daragane wil eigenlijk helemaal niet gestoord worden in zijn dagelijkse leven, maar gaat toch in op de uitnodiging voor een ontmoeting. Maar nee, de naam in dat adresboekje en in zijn debuut zegt hem helemaal niets (meer). Zegt hij. Inmiddels begint evenwel zijn memorie op te te warmen, te draaien, te werken, te wentelen.

Tegen het eind van de roman wordt duidelijk dat Daragane zelf, toen hij voorbereidingen maakte voor zijn debuutroman, (ook) inlichtingen vergaarde bij iemand, die hij heel vaag uit zijn verleden van weer vijftien jaar eerder kende, onder het mom van het schrijven van een brochure. Die roman schreef hij (misschien wel uitsluitend) om weer in contact te komen met een moederlijke en zijn echte moeder vervangende, toen nog jonge, vrouw uit dat verleden, door er een scène in te beschrijven die alleen zij zou kunnen herkennen, maar die overigens niet zo veel met het verhaal te maken heeft.

En dat is nog gelukt ook: kort na verschijning van het boek ontving hij bericht van de gezochte Annie Astrand, die dan inmiddels niet meer zo heet: ze heeft de achternaam van haar echtgenoot aangenomen en heeft een nieuwe voornaam. Waarom dat laatste? Onduidelijk. Maar wel is duidelijk dat adresboekjes geen nut hebben: gegevens van wie je erin opzoekt zijn verouderd, veranderd, ongeldig, namen van anderen staan er niet eens in, en wie echt nuttig is, daar ken je de gegevens toch wel van uit je hoofd (en trouwens, telefoneren doet Daragane haast niet meer). Denk je.

Daragan leert later wel dat Annie in de gevangenis heeft gezeten. En dat er iets is/was/zou kunnen zijn geweest met een moord.

Zie je, daar was ik bang voor: deze roman gaat heel erg over vergeten en herinneren, verdringen en naspeuren, terwijl het geen detective is (er komt geen rechercheur in functie in voor) en ook geen spookverhaal. Maar het is toch nogal een gedoe om alle handelingen op een rijtje te zetten, terwijl het nou ook bepaald weer geen actieroman is, en terwijl Modiano er zijn best op gedaan heeft gegevens en formuleringen te herhalen. Ik denk dat het een psychologische ideeënroman is, want ik denk dat Daragane nadrukkelijk een stuk verleden heeft verdrongen, en dat nu toch weer helder probeert te krijgen, omdat hij erachter komt dat hij behoorlijk verdwaald is geraakt in zijn eigen leven. En juist die Annie Astrand heeft hem, jochie nog, toen ze in Parijs terecht kwamen, een in vieren gevouwen papier gegeven met zijn nieuwe adres, en ook de opmerking: opdat je niet verdwaalt in de wijk.

Er wordt veel met parallellen gewerkt in deze roman, spiegeling van personages, het op verschillende tijden op weer dezelfde plaatsen verzeild raken. Heel mooi is het inzicht van Daragane op een gegeven moment dat hij er vijftien jaar over heeft gedaan om aan de overkant van een straat te geraken, dat zijn reconstructie (want zijn eerste roman was al een reconstructie, zo goed als deze roman van Modiano dat nu ook is) hem niet verder helpt dan dat. Zijn zoektocht gaat dan ook niet in de breedte, maar in de diepte, in de duisternis van zijn waarschijnlijk moedwillig vervormde herinnering, een zoektocht in de geest en het gemoed tevens. Om erachter te komen dat er het nodige is misverstaan en misgegaan. Zonder melancholie gaat het niet.

Vrijwel onmiddellijk hierna heb ik de Nederlandse vertaling gelezen. Ik had er wel behoefte aan het boekje te herlezen, want door de leesafstand die het Frans schept, werd ik (te) zeer geabsorbeerd door formuleringen, woordbetekenissen, idiomatische uitdrukkingen, werkwoordstijden en dergelijke, en liet ik de lange lijn van het verhaal, die - als gezegd - subtiel ingewikkeld door het doolhof gelegd is, wellicht wat te vaak vieren. Maar dat bleek mee te vallen. Het is inderdaad zo dat Modiano heel secuur niet zegt wat er zich in dat verleden heeft voorgedaan; Daragane kàn dat (natuurlijk) ook niet noemen, hooguit benaderen; het boek gaat niet over dat éne, maar over de processen van recuperatie erna.

Vreemd vind ik dat de Nederlandse vertaling (door Maarten Elzinga, Amsterdam-Antwerpen 2015, e-boek op basis van de 1e en 2e 'druk' van 2015, 103 'bladzijden') als titel heeft: Om niet te verdwalen, en in het colofon zegt dat de originele titel is: Pour que tu ne te perdes pas. Maar het gaat niet om zomaar ergens de weg kwijtraken, het gaat er nadrukkelijk om de weg dans le quartier niet kwijt te raken, de weg naar huis in de (betrekkelijk overzichtelijke) buurt, wijk, nota bene de wijk waar Daragane nooit meer uit weggegaan is. Overigens niks mis mee, met die vertaling. Maar probeer het boek eerst in het Frans, zo moeilijk is het niet, dank zij die stijl van Modiano.