maandag 29 juli 2013

Rhian Edwards, Clueless Dogs

Bridgend: Seren 2012. Paperback, 63 bladzijden. £ 8.99.

Bladerend in een regionale krant na een lunch in een pub in Wales, las ik een bericht over een dichteres die met haar debuut de Welsh Book of the Year Award 2013 gewonnen heeft (Llyfry Flwyddyn, zoals het daar heet). Deze Rhian Edwards, afkomstig uit Bridgend, Wales, is een performster, dichteres en musica. Eerder had ze al de John Tripp Award for Spoken Poetry 2011-2012 gewonnen. Intrigerend: als voordrachtkunstenares een boek van het jaar-prijs winnen met een poëziedebuut. In een volgend stadje, meer in het bijzonder Carmarthen, dat wel voorzien was van zo'n heerlijke, overladen Waterstones, de bundel aangeschaft, en vanmorgen, 23 juli, gelezen, omdat voor het eerst in dertien dagen de hemel een heel klein beetje betrokken is met grauwe wolken.

Achteraf las ik op het achterkaft: 'Her eye for vivid detail and talent for a dark tone are offset by a sly satirical humour and a true gusto for experience.' Klopt wel, ja. Vooral dat 'talent for a dark tone' is raak, wat mijn waardering voor deze poëzie aangaat. In het gedicht 'Pest Controller' vraagt de betreffende verdelger: 'What kind of stuff do you write?' En de ik-figuur antwoordt: 'Love poems, the dark side'. Helemaal raak, wat het merendeel van deze gedichten betreft, waarvan ik trouwens zonder meer aanneem dat ze in hoge mate autobiografisch zijn, maar dan wel op zo'n manier omgezet in taal dat ze veel meer zijn dan alleen maar dagboeknotities of een andere vorm van slam-achtig egogereutel.

Behalve zwarte, zware liefdeslyriek bevat de bundel veel jeugdherinneringen die evenmin erg vrolijk van kleur en toon zijn. Melancholie is dan ook wel het sfeersamenvattende label voor deze gedichten. Veel zijn anekdotisch, één gedicht neigt (toch nog) te zeer naar een verhaaltje met een clou in de slotregel, de meeste zijn doorstoken van allerlei poëtisch-lyrische en surrealistische details; soms ook is het surrealistische, het angstdromerige karakter het belangrijkste zoals in 'Shardeloes Road' waarin vijf strofes lang wordt opgesomd wat niet het angstaanjagende van dat huis in die straat is, onder andere:

not the bra slung over the chair,
its Siamese twinned cups
shining like the scalps of babies.
Een dergelijk dichterlijke verrijking van de gewone waarneming houdt mijn aandacht stevig gaande. Edwards past verder allerlei poëtische technieken toe, maar geen van alle zo intens of frequent dat ze opvallen of monotoon worden. Heel zelden rijmt ze op regeleinde, vaker tussendoor, nu eens vertelt ze, dan weer bezweert ze, soms huppelt ze in trocheeën, eenmaal in heel korte dactylische regels, doorgaans in vrije verzen, soms varieert ze doorheen het gedicht een repeteerregel, zoals in 'Tiptoe' dat begint met 'I wander dreamless through your dialogues', waaraan de derde strofe haakt met 'Yet I tiptoe through your daydreams', dat in de vijfde strofe omgevormd wordt tot: 'So I wander seamless through this monologue', en het slot is, weer tekenend voor de sfeer van de bundel:
And yet I tiptoe through your daydreams.
Still I tiptoe through your daydreams.

And when that thought has passed,
have I left my mark?
Not even a footprint
of me now remains.

Dankzij deze bundel was er toch een lichtpuntje in deze schemere ochtend, want Clueless Dogs heb ik tijdens het ontbijt in één geut uitgelezen; ik kon het niet wegleggen; bleef van begin tot eind geboeid door deze gedichten die zeer gevarieerd van vorm en gebeurtenissen zijn en toch ook zeer één van toon, en dat is er niet een van wanhoop of ondergang, laat dat nog even gezegd zijn. Het boek eindigt met het gedicht 'Girl Meats Boy' (de titel lijkt een neologistisch werkwoord te bevatten, zo zeer is deze poëzie rijk aan taalvondsten ook); het eindigt met:
This woman, she made
a meal of you.
Om het af te leren een heel gedicht, 'Skeeter Syndrome', waarvan ik denk dat het de anekdote net ontstijgt, op grond van andere existentiële noties elders in de bundel:
I felt a tickle to my ankle,
saw her, dithering in the air
light as dandelion snow,
a winged needle, a mother-to-be
clumsy with the harvest of my blood.

I caught her dancing on the wall,
crushed her with a single applaud.
I opened my hand to a mangle of limbs,
a patch of my own blood - the stigma
of killing something full of me.

zondag 28 juli 2013

D.H. Lawrence, Lady Chatterly's Lover

Free e-book, Planet eBook. 447 onderliggende non-digitale bladzijden. Geen jaar, geen plaats, geen achtergrondinformatie, geen editietechnisch commentaar, geen inhoudelijke annotaties, helemaal niks.

Van Wikipedia (by chance downloaded during a coffee break nearby a Waterstones shop in Carmarthen, Wales) weet ik dat het boek aanvankelijk verscheen in een privé-uitgave, oplage 1000 exx., van Tipografia Giuntina te Firenze in 1928 (kost nu ruim 16.000 dollar). En ongeveer wist ik wel dat het boek voor rumoer en gedonder zorgde en pas laat - tot mijn verbijstering pas in 1960 - onverkort, na een proces, in het openbaar verscheen in de moderne westerse wereld. Wel grappig dan, dat de eerste verfilming al dateert van 1955. Over symbolisch kapitaal en consecratie en dergelijke statistisch onmeetbare kwaliteiten gesproken!

Het boek is zo roemrucht, dat ik denk dat ik er weinig nieuws over kan vertellen, qua plot en dingen. Voor mij evenwel was het volkomen nieuw, en na raadpleging van Wikipedia weet ik nog steeds niks van de plaats van Lawrence, of van dit werk in het bijzonder, in de Britse dan wel Angelsaksische literatuurgeschiedenis. Waarom ik het las, nee: waarom ik het downloadde, weet ik wel: ik kwam het gratis tegen en ik had de titel wel eens ergens gezien/-lezen. Niet erg verheffend, deze info. Maar eenmaal gedownload, wist ik dat ik het tijdens mijn Engelstalige vakantie zou gaan lezen.

Om meteen van het (im)materiële af te zijn: deze e-versie is volkomen w a a r d e l o o s. Zulks niet alleen wegens het ontbreken van enige basale teksthistorische en contextuele informatie, maar vooral omdat ze stijf staat van de editorische en typografische en digitalische haperingen en blunders en miskleunen en onvolkomenheden. Op een gegeven moment wist ik zelfs niet meer of mijn e-reader gestoord was (die ging volkomen op tilt, in een mega-loop) of dat de tekst geïnfecteerd met bugs was: pagina's ontbreken, andere staan er dubbel of tripel in, weer andere verschijnen pas na driewerf voor- en achteruitbladeren (de feitelijke levensduur de batterij daarmee diminuerende tot een fractie van de beloofde), sommige pagina's boden geen toegang tot het digitaal gelinkte woordenboek noch tot het dito notitieblok, en meer mallotigheden.

Lekker lastig met een boek waarin één van de personages vaak zwaar dialect spreekt en waarin de vertelinstantie klaarblijkelijk dermate idiote sprongen maakt tussen de verhaaldraden dat je als fatsoenlijke lezer aan je Engelse taalvaardigheid dreigt te gaan twijfelen. Ik zou dit boek analoog eens moeten herlezen, voor mijn vertrouwen in de consistentie van de tekst en die van mijzelf.

Maar dan de literaire tekst. Is dit wel een (hoog-)literaire tekst? Of is dit een kitscherig, gemakzuchtig, laat-neo-naturalistisch-realistisch, semi-maatschappij-kritisch en dito-pornografische aftreksel van werkelijk literaire werken die er wel toe doen? Ik ga daar gelukkig niet over. Wel kan ik zeggen dat ik dit boek las na Nabokovs Pale Fire; een heel ander kopje thee, omdat Nabokov - de post-Sovjet-Russische Amerikaan - zulk een geweldig mooi geciseleerd Brits-ogend Engels schrijft, dat iedere schrijver die je daarna leest, weinig anders kan dan dik tegenvallen.

Maar ik vrees dat Lawrence me ook zwaar zou hebben teleurgesteld indien ik zijn beroemde roman gelezen had tegen een lelieblanco stijlachtergrond. Het is, nee: ik vind het een zeer lomp in elkaar getimmerd plot driven stilistisch onding. Als het/iets erg wordt, als iets/een houding/mening/ontwikkeling erg bevonden wordt, wordt een woord of woordgroep domweg driemaal gebruikt binnen één alinea: 'And for money. / Built of money, blossomed of money, and dead with money. The money-deadness! Money, money, money, prostitution and deadness.' En 'Ha-ha!', na 'Ha-ha-ha!' en 'Ha-ha-ha!' en 'Ha-ha!' op dezelfde pagina. Dat is geen stijlmiddel, dat is armoede op het gebied van stijl, stijlarmoede, stilistische behoeftigheid.

Daar komt bij de onbeholpen aandoende, inmiddels volkomen achterhaalde techniek van het inzetten van een zogenáámd alwetende, maar anderzijds, technisch bezien, neutrale vertelinstantie. 'And he, as he went indoors, was thinking: "She's nice, she's real! She's nicer than she knows."' (p. 97) '"But now, look here, speaking seriously, what are we going to do about it? Speaking seriously, you know!" / Speaking seriously, they didn't get very far.' (p. 419) Dan moet je als lezer wel heeeel welwillend al je ongeloof aan de verhaaldraadwilgen hebben gehangen.

Los daarvan, los ook van de oubollige, laat-Couperiaansche klasse-gerelateerde eer- en fatsoensproblemen, los van de psychologisch flubberige, expliciet ten opzichte van de lezer, maar voor andere personages, verborgen gehouden kennis van feiten en roddels, los ook van al de realistische beschrijvingen van onbenulligheden die een bijna honderd jaar oude tekst nu eenmaal aan kunnen kleven, is het verbijsterend dat iemand toen, i.e. meer dan tachtig jaar geleden, zo expliciet en opzwepend over persoonlijke, irrationele verbondenheid, over non-conformiteit, over blinde passie, over erotiek en over seks kon of durfde schrijven.

Gendertechnisch bezien zal het allemaal wel weer niet deugen, maar ik vind die Connie Chatterly grotendeels een toffe perin, in haar welbewust gekozen vrijzinnigheid; meer nog omdat ze, in weerwil als het ware van haar doopnaam, Constance, helemaal niet dogmatisch, rechtlijnig, theoretisch verantwoord, evenwichtig en consistent, maar juist zoekend, overwegend, twijfelend, hartstochtelijk en persoonlijk denkt. High modernism, maar dan wel met een aangename dosis lichamelijkheid. Ook in de beschrijving daarvan kreupelt die Lawrence dat het een aard heeft, maar om anno 1928 je heldin de focalisatie te geven in deze passage:

Her hands came timorously down his back, to the soft, smallish globes of the buttocks. Beauty! What beauty! a sudden little flame of new awareness went through her. How was it possible, this beauty here, where she had previously only been repelled? The unspeakable beauty to the touch of the warm, living buttocks! The life within life, the sheer warm, potent loveliness. And the strange weight of the balls between his legs! What a mystery! What a strange heavy weight of mystery, that could lie soft and heavy in one's hand! The roots, root of all that is lovely, the primeval root of all full beauty.
Helemaal 'netjes' is Connie niet, net zo min als al de andere, even egoïstische, hoofdpersonages, maar dat zij zich de conventies en het fatsoen aan haar, volgens de jachtopziener, 'nicest arse of anybody' laat roesten en dat ze volkomen roes- en lustgedreven gáát voor die ondergeschikte, die geciviliseerde semi-oermens, is een lust voor het lezende oog. Zoals misschien wel meer van de items op grond waarvan dit boek destijds werd verboden. Maar dat is een kwestie van smaak en tijdsgewricht. Hoe verzin je het: als het niet goed genoeg ging de eerste keer, dan neuk je meteen daarna toch opnieuw met elkaar?! Niet dan? Nou dan! Couperus durfde zoiets misschien te impliceren, Lawrence laat het gebeuren.

Ach, en dan staan er toch ook allemaal memorabele fragmenten in. Sentimentele tegelwijsheden die het soms goed doen in een roman. Zoals: 'For the bonds of love are ill to loose.' Uit een tekst van een lied dat Connie wel eens speelde op de piano (wohw, ingebedde tekst: risque de mise en abyme!): 'Touch not the nettle, for the bonds of love are ill to loose.' Maar ja, dat citaat komt dan weer viermaal voor. Hammering home the message, noemen de Engelsen dat, geloof ik (en misschien was ik wat gevoelig voor die 'nettle', omdat ik het boek las tussen de vele Welshe vakantiewandelingen door, over public footpaths die meestal dwars door brandnetelvelden en langs braamstruiken leidden). Toch, uiteindelijk een medeslepende roman, ook door de vele sociale overwegingen erin, het gedoe met de modernisering van de (toenmalige) maatschappij, de opstand der horden, tussen de Eerste Wereldoorlog en De Grote Depressie, en dan die irreële vlucht van de geliefden naar een eiland in de tijd. Ach...

zaterdag 27 juli 2013

Vladimir Nabokov, Pale Fire

A Novel. Vintage Books, New York 1989 [1e uitgave 1962]. Paperback, tweedehands, 315 bladzijden.

Het enige wat niet goed is aan (deze uitgave van) dit boek, is de domme, ambtelijke, CIPpe ondertitel. De inhoudsopgave laat immers een heel ander boek zien; de daarin genoemde onderdelen zijn achtereenvolgens: Foreword - Pale Fire. A Poem in Four Cantos - Commentary - Index. Dit boek is/vermomt zich als een kritische, geannoteerde leeseditie van Pale Fire, 'a poem in heroic couplets, of nine hundred ninetynine lines, divided into four cantos', geschreven door de Amerikaanse dichter John Francis Shade (1898-1959), in de laatste twintig dagen van zijn leven, postuum bezorgd door Charles Kinbote.

Inderdaad, alleen al de naam van de veronderstelde, inmiddels overleden dichter is voor meer dan één uitleg vatbaar (ik las dit boek met het woordenboek ernaast, want, tegen mijn nieuwste principe in, heb ik er geen e-versie van; ik kocht dit exemplaar destijds, in 2011, in mijn pre-e-reader-tijd). Dat de naam van de dichter voor uitleg vatbaar is, is de eerste indicatie van de semantische dichtheid van dit boek en van deszelves onbeslistheid dienaangaande. Boek, of: tekst, want een roman is het geval niet; een dichtwerk is het niet; een editie is het evenmin. Het is een literaire tekst, überhaupt beyond genre de quel type qu'elle soit.

Op de achterflap spreekt de doorgaans niet onverdienstelijke Mary McCarthy van 'This centaur work, half-poem, half prose', maar dat lijkt me niet genoeg. Het om- of bevat een lyrisch en toch ook episch gedicht, omringd door annotaties, waarin zich een roman-achtige vertelling lijkt te ontspinnen. Maar doordat de editeur de strekking van het gedicht, bij het ontstaan waarvan hij zo niet aanwezig, dan toch wel zeer nabij was, anders ziet dan de dichter, ontstaan er ook op dat gebied interpretatieproblemen.

Deze editeur zou een collega kunnen zijn van de anonieme bezorger van Hermans' 'Manuscript in een kliniek gevonden', ware het niet dat Nabokovs drammer, die zich gaandeweg steeds meer rijp voor een kliniek betoont, alles behalve anoniem is, laat staan dat hij zich alleen maar op de achtergrond vertoont. Integendeel. Een blik in de index sub 'Shade, John Francis' spreekt boekdelen: de eerste vindplaats is aangeduid als 'his work on Pale Fire and friendship with K', waarna voortdurend referenties aan K opduiken, zoals 'the complications of K's mariage compared to the plainness of S's'; en dat dan meer dan een bladzijde lang. Alleen de opsomming van Kinbote-vindplaatsen is langer; die beslaat maar liefst twee pagina's. Overigens wordt in de index ook verwezen naar personen die expliciet niet in de index zijn opgenomen.

Fantastische postmoderne nep, dat is het; aangrijpend geouwehoer. Maar waar het aangrijpend wordt, namelijk als het gaat over de suïcide van Shade's dochter, leutert Kinbote keihard over andere zaken, die hemzelf aangaan, waaronder de revolutionaire teloorgang van het koninkrijk Zembla ('a distant northern land', blijkens de index) en de verdrijving van de laatste koning, Charles II, die regeerde van 1936 tot 1958

Hoewel Kinbote met bijvoorbeeld zijn adoratie van Shade wel aardige trekjes heeft, ontpopt hij zich al snel als een irritante drammer, later als een pathetische geesteszieke. Dat 'later' is niet correct, maar heeft te maken met mijn vergoelijkend lezen: terloops merkt Kinbote in de inleiding op dat hij bij zijn editiewerk wordt gestoord door een amusementspark tegenover zijn woning, en verderop heeft hij het over 'that carrousel inside and outside my head' (28). Tussen neus en lippen door heeft hij het over een nieuw incognito (17) dat hij zou moeten vinden na de dood van S en na zijn laatste gesprek met diens moordenaar. Het zijn allemaal onderdelen van een geheel dat dan nog volop in ontwikkeling is en die ik althans niet meteen op waarde wist te schatten.

Als roman/gedicht/editie-lezer zit je lelijk met hem opgescheept. Beroepsgedeformeerd als ik ben, ontkwam ik niet aan gedachten aan het werk dat Kloos heeft verricht met het bezorgen van de gedichten van Perk: daarbij ging het Kloos, zo lijkt het, uiteindelijk minder om de gedichten van Perk dan om de poëticale ideeën van Hem Zelf. Wat dat betreft is deze roman ook te lezen als een kritiek op edities en editietechniek, meta-editietechnisch commentaar op een zeer vrolijke, geestige, ingenieuze wijze. Een voorbeeld van dat laatste is de kopijaanwijzing die is blijven staan op pagina 18, in deze passage:

Frank [my present publisher] has acknowledged the safe return of the galleys I had been sent here and has asked me to mention in my Preface - and this I willingly do - that I alone am reponsible for any mistakes in my commentary Insert before a professional. A professional proofreader has carafully rechecked the printed text of the poem against the phototype of the manuscript, and has found a few trivial misprints I had missed; that has been all in the way of outside assistance.
Nabokov lijkt me, alleen naar aanleiding van dit boek, de ideale combinatie van Brakman, Ferron, Jongstra en Multatuli, om maar enkele van de mogelijke Nederlandstalige pendanten te noemen. Ik zeg er meteen bij dat ik nimmer eerder iets van hem las; misschien heb ik ooit een hoekje gepeuzeld van Lolita (1955), maar dat is zo lang geleden dat het me echt niets meer zegt. Verder weet ik alleen dat de goede man vlinders ving, Rus was, voor de revolutie vluchtte, Russisch en Frans studeerde in Cambridge en in Amerika literatuur doceerde aan verschillende universiteiten (dat staat netjes achterin het boek opgedreund, behalve dat van die vlinders).

Gelukkig is er een Nederlandse vertaling, van Peter Verstegen; gelukkig, want ik moet dit boek beslist eens herlezen in een taal die ik beter beheers. Niets zo lastig als het lezen van een niet eenvoudig samenhangende roman in je niet-moederstaal. Dat vind ik vandaag [i.e. 18 juli 2013], op vakantie in Wales, het land waar iedere tekst, ook de aller eenvoudigste, in tweevoud staat, in het Engels en in het mij volkomen ontoegankelijke Whels; ik ben voortdurend met drie talen tegelijk bezig (vandaag liep ik langs een hek waarop een bord met: 'No dogs allowed'; eronder: 'uneven paths'; het duurde even eer ik, alert op bi-linguistische fratsen, doorhad dat het onderste nu eens niet de Whelse versie van het bovenste was). Ik moet er meteen bij zeggen dat Kinbote, naast over veel anders, ook reflecteert over vertalingen van teksten, omdat hij zelf behalve het Frans ook het Engels, het Duits en niet te vergeten het Zemblaans machtig is. Aangenaam verontrustend. Komt nog bij dat ik door dit boek het woord, meer nog: het concept 'regnicide' leerde kennen. Daar heeft het Nederlands, meen ik, geen alternatief voor. Willem van Oranje, dat was erg, maar toch niet genoeg als fundament voor een heel concept? Het woord deed me denken dat Nabokov vooral schreef in een Engelse, niet in een Amerikaanse traditie (dan zou 'presidentocide' meer voor de hand hebben gelegen). Nou ja, herlezen moet, zo veel is duidelijk.

Het (centrale) gedicht (of toch misschien niet), in gepaard rijmende, jambische vijfvoeters, beslaat de pagina's 33 t/m 69; 37 bladzijden in totaal dus. Het voorwoord: 13 t/m 29; summa 17; commentaar en index 73 t/m 315, samen 243 bladzijden; summa summarum 260. Dat betekent dat we hier te maken hebben met een editiefactor van maar liefst 7,027. Terwijl dit allemaal fictie is. Hoe verandert dit je blik op edities? Ach, die Kinbote toch... naar aanleiding van enkele woorden uit regel 149 ('One foot upon a mountaintop') noteert hij een commentaar van bijna tien pagina's waarin hij niet over de betreffende passage zegt, en alleen maar uitwijdt over de geschiedenis van Zembla, eindigend met: 'I trust the reader whas enjoyed this note.' (p. 147)

Heel toepasselijk is dat ik, per toeval, een tweedehands exemplaar van deze tekst las. Vóór mij was ene Alex eigenaar en lezer en annotator annex marginalist. Alex heeft allerlei strepen in de tekst gezet - onder woorden, in de marge - en ook korte notities geschreven, zoals naast de eerste strofe van Canto Two: 'paranoia'. Aldus doende, leverde Alex me een nieuwe tekst- en interpretatielaag. Of ik daarzonder al niet dol werd?!

Dat komt bovenop het gegeven dat Nabokov in deze tekst meesterlijk bedreven is in het alluderen niet alleen, maar ook in het formuleren. Hij lijkt werkelijk geen woord onbezonnen te hebben genoteerd, een tekst die in zekere zin ter verantwoording is van een 'obsessive stalker', als ik Alex' marginalium van pagina 81 even mag lenen.

Opmerkelijk is, tot slot, dat Shade's gedicht niet voltooid is volgens Kinbote (er zou een duizendste regel moeten zijn om het af te ronden) en dat Shade zijn gedicht heeft geschreven op systeemkaarten. Opmerkelijk, omdat in 2009 postuum Nabokovs laatste roman verscheen, The Original of Laura: een onvoltooide roman, geschreven op systeemkaarten. Wat is er dan nog fictief?

'but, for better or worse, it is the commentator who has the last word.' (29)

vrijdag 5 juli 2013

Rino Breebaart, You are a smartphone

[gruwel: Blogger doet vreemd met het verkleinen van foto's]

In: De gids 176 (2013), de internet gids, 19-06-2013. http://www.de-gids.nl/artikel/144920

Waardoor denk ik dat dit een prachtig kunstwerk is, zonder dat ik het grondig bekeken of gelezen, maar wel al een paar keer opnieuw op het scherm geroepen en bekeken, betuurd, flard-gelezen heb?

1. Ik denk dat de maker een Nederlander is, afgaand op zijn achternaam. Misschien is hij dat. Ik ken hem niet, maar vond al snel dit: 'Rino is a writer and editor based in Brisbane, Queensland' (zie Slow Review). Dat maakt hem nog geen Australiër; mijn nicht woont in Australië en zijn is van oorsprong volbloed Rotterdamse (oh nee, iets minder: alleen mijn oom was Rotterdammer, mijn tante is een Oost-Berlijnse). Breebaart publiceert in De gids, een Nederlands tijdschrift. Dat maakt hem nog steeds niet noodzakelijk een Nederlander. In de papieren Gids 176 (2013), nr. 5) staat een verhaal van Tim Parks, onloochenbaar een Brit. Maar: diens verhaal is in een Nederlandse vertaling opgenomen. 'You are a smartphone' is in het Engels opgenomen. Als Breebaart Nederlander zou zijn, zou het gebruik van het Engels in zijn werk een kunstgreep zijn. Een kunstgreep die het werk voegt naar de hedendaagse actualiteit van Amerikaanse inlichtingendiensten die wereldwijd elektronisch verzonden informatie tersluiks opvangen, bewaren en doorzoeken.

2. Het werk sluit op schijnbaar vanzelf sprekende, niet expliciet-reflecterende, niet meta-talige wijze aan bij een vervelende actuele, wereldwijde kwestie. Pas na een tijdje, in mijn hoofd althans, laat de geestige titel nare implicaties los.

3. Het lijkt niet op een gemaakt kunstwerk maar op een gevonden tekst, of anders minstens op een verzameling gevonden teksten. Een uittreksel van de aantekeningen van zo'n Amerikaanse afluisteraar. Daarmee wordt het een neo-Barbarber-werk. Leuk: een vleugje herkenning, nostalgie, maar toch actueel. Het lijkt wel een (gevonden) Wikileaks-document. Nog een dot actualiteit erbij.

4. Al heb ik er zelf geen meer, ik ben dol op typemachines (actualiteit drie: de Hermansmachines), en meer nog op typemachineschrift.

5. De onregelmatige inkting, de vage letters doen me zelfs denken dat het hier niet om een typoscript gaat, maar om een doorslag (maar dat kan al te welwillende inlegkunde zijn in plaats van waarneming). Maar ook gewoon machineschrift, door onregelmatigheid van aanslagen onregelmatig geïnkt, doet me denken aan potlood, potloodschrift en potloodtekeningen. En potloden heb ik wel, in overvloed en in dagelijks gebruik; voor tekst, voor tekening. Onovertroffen grafisch middel.

6. Dat juist dit document ouderwets getyped zou zijn, is volkomen absurd, of ironisch; je zou toch eerder de lay-out van een computeruitdraai verwachten. Zelfs kettingpapier uit een 24-naalds printer zou minder vreemd zijn, dan typemachineschrift. Dus is dit alles behalve een gevonden tekst. Het is een gemaakte gevonden tekst. Prachtig.

7. Het is een anaforisch opgezet gedicht.

8. Het is een volledig incompleet gefragmenteerd verhaal.

9.