woensdag 6 april 2011

Gemeenschap

Het thema van het nieuwe nummer van rekto:verso, tijdschrift voor kunst en kritiek.

En daarin schrijft Marc Reugebrink - wiens nieuwe roman ik (schande) nog steeds niet gelezen heb - over zijn nieuwe visie op literatuurkritiek in het huidig tijdsgewricht onder de titel 'Schrijvers, critici, verenigt u!. Ik moest dat stuk eerst nog eens herlezen, vooraleer ik er melding van wilde maken op dit blogje, waar het gezien de strekking in ieder geval op thuis hoort. Ik wist namelijk niet meteen of ik het wel eens ben met die oproep tot het bedrijven van louter positieve kritiek, zelfs indien opgevat zoals Reugebrink het bedoelt: alleen de positieve kritiek publiceren en breed uitmeten (en het azijnzeiken achterwege laten).

Na herlezing blijf ik het een intrigerend stuk vinden, maar ik geloof niet dat ik het ermee eens ben. Afgelopen dinsdag stond ik in Spui 25 nog te toeteren: 'Het is schiften of geschift worden', en dat houdt ook in: aangeven waarom een werk niet goed genoeg is (al was het maar omdat je dan ook kunt aangeven wat er wel goed aan is). Ik snap de grond van Reugebrinks bezorgdheid, maar deel niet zijn conclusie om dan alleen maar over het goede te spreken (dat gold toch alleen met betrekking tot de doden).

Er moet geschift worden, want er verschijnt meer dan wie ook fatsoenlijk verwerken kan in litteris. Daar was iedereen het wel over eens tijdens de discussie 'De vlakte en de vrijheid' (over literatuurkritiek on line, zie Recensieweb). En prompt kregen de panelleden als bedankje een dikke struik bloemen en... een boek!

Maar ik had er net een uit (en weet nu al niet meer welk) en ik was begonnen aan een (voor mij) nieuwe roman van 705 bladzijden.

En ja hoor, daar verscheen de volgende dag ook nog eens de bostbode. Met een doos. Bevattende de eerste lichting nieuwe kandidaten voor de Academica Dubutantenprijs: tien literaire-hemelbestormende prozadebuten, waarvan de eerste twee door mij nu al van het stempel 'i' zijn voorzien, een beknotting van mijn privé- potjeslatijnse verwoording van het verdict: lecturus interruptus, vrij, maar minder aardig, te vertalen met: na vijftig bladzijden definitief vastgesteld dat er niet doorheen te komen is.

In de beslotenheid van het juryberaad hebben we het dan nog wel even over dat soort boeken, maar er openlijk over oordelen, dat doen we niet. Alle boeken komen op de kandidatenlijst, en maar enkele worden voorgedragen voor de langlijst en daarvan gaan er een stuk of vijf, misschien nog maar drie, naar de publieksjury; alleen over die laatste spreken we openbaar een oordeel uit, en dan vooral positief, want anders hadden we ze niet geselecteerd. Maar impliciet verhullen we niet dat er wel erg veel bomen in het bos geplant zijn. Te veel.

Misschien ben ik het, en zeker in die debutantenpraktijk, dus toch met Reugebrink eens.