zondag 12 december 2010

Huub Beurskens, Maar waar is het drama?

Beschouwingen over beeldende kunst, film en literatuur. J.M. Meulenhoff, Amsterdam 2010. Paperback, 287 bladzijden.

Zo, dat is nog eens prettig lezen en toch leerzaam. Nadat ik met veel genoegen het lange gedicht Mathieu gelezen had, was ik naar de boekhandel gedribbeld om - ongeacht de rode staat van mijn financiën - het tweede deel van Beurskens blauwe tweeluik aan te schaffen. De intro op die bundel beschouwingen had ik vervolgens al gelezen, toen de enthousiaste recensie door Cyrille Offermans in De groene Amsterdammer verscheen, en ik de leesplankrangorde snel bij moest stellen.

Als je de boeken naast elkaar legt, zien ze er inderdaad uit zoals op de foto hier. Mooi (maar toch een kleintje kritiek: de boeken, vooral de essaybundel, zijn wel heel erg stug in de rug gelijmd; je moet ze wat geweld aandoen om ze open te houden. Moge er ooit een heruitgave komen in de vorm als die van Bange natuur en alle andere gedichten tot 1988; de inhoud is zo'n vorm zeker waard).

Wat is dit een innemende verzameling essays (of misschien zijn het inderdaad meer beschouwingen). Enerzijds heeft Beurskens veel noten op zijn zang; het boek gaat over allerlei, over uiteenlopende media, genres, boeken, schrijvers et tuti quanti. En Beurskens heeft heel wat meningen die hij graag met de lezer wil delen. Anderzijds is hij ook heel voorzichtig en zeker niet bombastisch. Zijn grondhouding heeft een gezonde schoorvoetendheid (zo, als dat geen ongepaste metafoor is, dan weet ik het niet meer). Zie zijn résumé in het inleidende hoofdstuk:
Over het belang van aandacht of, beter, over de noodzaak van aandacht voor juist het tekort, het dramatische gat in en dankzij onze aandacht, gaan de hier volgende beschouwingen, geloof ik. Onder meer. In elk geval ageren ze tegen het omgekeerde, tegen het gebrek aan aandacht, tegen het details en futiliteiten overslaande, conclusie- en plotgerichte schrijven, schilderen, filmen, lezen, kijken, luisteren, leven.
Een hoge inzet maar met een sierlijk besef tegelijkertijd van de benodigde bescheidenheid. Ik mag dat wel.

Niet ten onrechte staat er achterop het boek: 'In een speelse, lichtvoetige stijl voert Huub Beurskens de lezer [...] mee op een tocht die langs alle aspecten van de hedendaagse cultuur leidt.' Zo schrijft hij in 'Vooraf' over de film The Shining en refereert hij in de laatste beschouwing, getiteld: 'We hebben wel wat anders te doen', aan 'de Amerikaanse auteur J. Torrance', die schreef: 'All work and no play makes Jack a dull boy.' Iemand als ik, die de film niet zag, moet dus wel goed op blijven letten. Maar dat is precies het prikkelende van deze stukken. Een ander voorbeeld is 'De Nachtwacht voor een vlieg', dat opeens overgaat in de weergave van een uitgebreide chatsessie tussen de leraar Beurskens en een van zijn leerlingen; maar dat is dan wel een chatsessie waarin Jaloezie van Allain Robbe-Grillet grondig wordt geanalyseerd; weer een kunstwerk dat ik niet ken, maar de gedachtenwisseling tussen Huub en Rebecca is er niet minder interessant om.

Meer of minder uitgebreid krijgen enkele bobo's een veeg uit de pan (het betreft de heren Gerbrandy, Komrij, Mulisch en Vaessens), maar ook dat gebeurt op een aangename en leesbare wijze (hoewel ik niet weet of de besprokenen, de tegengesprokenen het ook zo ervaren). Even aangenaam is de wijze waarop Beurskens iets als intertekstualiteit behandelt alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, en niet iets ingewikkelds, theoretisch en deftigs. Als je zijn creatieve werk maar een beetje kent, weet je dat natuurlijk al wel; en ook in deze beschouwingen springt hij er lichtvoetig mee om.

Terwijl Beurskens (dus) geenszins van de oude stempel is, is hij anderzijds wel degelijk gedegen ouderwets te noemen. Dat blijkt vooral in zijn opvattingen over kunstonderwijs. Hij moet weinig hebben van al dat gedoe met vrije expressie van gevoelens en zo. Liever begingt hij in de buurt van gedegen vakkennis, kennis van technieken en tradities (wie, immers, schrijft, schildert etceteraat er ooit iets volkomen nieuws; Duchamp begon niet met het signeren van een pisbak, dat kwam pas later): binnen die restricties je eigen vrijheid zien te vinden, dat levert pas spannende werken op, werken, zou ik eraan toe willen voegen, die ook enigszins voor evaluatie in aanmerking komen en aanknopingspunten bieden voor feedback en ontwikkeling van de leerling.

Beurskens' beschouwingen zijn niet strak, niet koel-analytisch, niet ouderwets docerend, maar wel fladderend, associërend en zeker enthousiast en enthousiasmerend. Er staat, als het ware tussen neus en lippen door, een prachtige verhandeling in dit boek over Rilkes 'Der Panther', gekoppeld aan een autobiografische vertelling; maar vraag me nu even niet waarom een en ander onder de titel 'Croque-monsieur' is opgenomen. De autobiografica zijn nochtans mooi geïntegreerd in de beschouwingen. en in de rondreis langs allerlei vertalingen, die zich toespitst op een intrigerende lezing van Eliots fragment 'In the room the women come and go / Talking of Michelangelo', betoont Beurskens zich inderdaad een fijnzinnig beschouwer met oog voor details.

De introducerende tekst 'Vooraf', waarin hij The Shining bespreekt, sluit Beurskens af met deze alinea: 'Maar wat heeft dit nu te maken met de hier volgende beschouwingen? Ik weet het, eerlijk gezegd, zelf nog niet goed. We zullen moeten zien.' Typerend voor Beurskens niet-ironische voorlopigheid. Hij weet dat hij 'het' niet zo maar kan vatten of benoemen, maar hij weet wel dat hij erbij in de buurt kan komen. Al is het soms pas op de trap naar beneden, op weg naar de uitgang. En heel vriendelijk spreekt hij daar en dan de lezer toe: 'Dag. O ja, en vergeet de noten niet.'