maandag 28 december 2009

E.H. Gombrich, Een kleine geschiedenis van de wereld

10e dr. Bert Bakker, Amsterdam 2009. 299 blz. [1e dr. 2006; oorspr. Eine kurze Weltgeschichte für junge Leser, 1985] [nog oorspronkelijker verschenen in 1935].

Daar was ik tijdens het kerstreces even aan toe: een knoert-eenvoudig boek dat zonder nuancerende, ironiserende, postmodern-zelfrelativerende omwegen knalhard en uiterst verstaanbaar eventjes vertelt hoe het was met de mens, vanaf de oertijd, hoe het verder ging, en waar we nu ongeveer zijn. Alles op een rijtje. Zeer belerend, zonder moeilijk doen. Geen noten, geen literatuurlijst, geen bronnen. Ook geen plaatjes trouwens, alleen enkele heel lelijke kaartjes, zonder enig bijschrift (waar ik de uitgever toch wel een berisping voor zou willen geven). Alleen maar de grote bekende gebeurtenissen, in een betrekkelijk helder verband gepresenteerd. En waar nodig wordt er iets verteld waar we een bekende naam aan hebben te danken. Ik ben weer helemaal opgefrist.

Af en toe viel ik tijdens het opfrissen overigens wel van m'n stoel vanwege het hoog gehalte eurocentrisme en de ongereflecteerde judeo-christelijke voorkeuren en het, naar ik maar aanneem, volkomen onbewuste voorloorlogse mannelijk chauvinisme; maar daar zal de afstand van ruim 74 jaar wel debet aan zijn. Ook dat is geschiedenis.

Opmerkelijk is dat de inleidende tekst op het achterplat niet overeenstemt met het voorwoord. Achterop heeft de uitgever laten drukken dat Ernst Gombrich in 1935 (hij was toen 26 jaar oud) door een kennis werd 'gevraagd of hij een wereldgeschiedenis voor een jeugdig publiek zou kunnen schrijven.' Maar kleindochter Leonie Gombrich schrijft een leuker verhaal. Zij vertelt in haar voorwoord dat de werkloze, net gepromoveerde Ernst Gombrich door 'een bevriende jonge lector' gevraagd werd 'een Engels geschiedenisboek voor kinderen' in te zien, 'om het eventueel in het Duits te vertalen. [...] Mijn grootvader was niet onder de indruk van het boek en zei tegen de uitgever, Walter Neurath [...] dat het niet de moeite loonde het boek te vertalen. "Ik denk dat ikzelf een beter boek zou kunnen schrijven," zei hij tegen Neurath, waarop die hem vroeg eens een hoofdstuk op te sturen.' (p. 17) Dat beviel wel, en vervolgens moest Gombrich zien zijn boek in zes weken te schrijven, opdat de oorspronkelijke planning van de uitgever niet in de war zou raken.

Ook opmerkelijk is dat de titel van het boek niet geheel vertaald is. Het element 'voor jonge lezers' ontbreekt, terwijl het wezenlijk is voor het boek dat het gericht is tot en op en aan kinderen, plusminus eerste klassen middelbare school, of zelfs hoogste klas basisonderwijs. Gombrich gaat namelijk om alles maar duidelijk te maken bereidwillig tot zeer ver over zijn enkels door de knieën (als ik even deze mooie didacto-pragmatische hyperbool van Erwin Mantingh mag lenen). Hij zei er dit nog over: 'Ik wil benadrukken dat dit boek niet was en is bedoeld om de geschiedenisboeken op school te vervangen, want die dienen een geheel ander doel. Ik wil graag dat mijn lezers zich ontspannen en de geschiedenis lezen zonder dat ze aantekeningen maken of namen en dat moeten onthouden. Ik beloof dat ik ze niet zal overhoren.' (p. 20) Overhoren doet hij inderdaad niet, maar hij kan het niet laten om toch steeds dingen in herinnering te roepen en terug te verwijzen naar eerder vertelde onderwerpen. Moet een heel aardige man geweest zijn.

Niet minder opmerkelijk is dat dit boek werd geschreven in 1935. Achteraf lijkt het idioot om net voor de Tweede Wereldoorlog een alomvattende wereldgeschiedenis te schrijven. In een latere uitgave, in 1985, heeft Gombrich wel nog een hoofdstuk toegevoegd waarin de Tweede Wereldoorlog ter sprake komt, maar dan in een soort nawoord, waarin hij in bedekte termen zijn verbijstering erover uitspreekt dat hij eerder had gehoopt te kunnen schrijven 'dat de "werkelijk nieuwe tijd" pas begon toen de opvattingen van mensen zich niet meer richtten naar de brute levenswijze en daden uit vroeger tijden. Die nieuwe tijd begon toen de ideeën en idealen van de zogenaamde Verlichting in de achttiende eeuw zo algemeen werden dat men ze sindsdien vanzelfsprekend achtte. Toen ik dat schreef, kon ik me niet voorstellen dat men nog eens zou overgaan tot het vervolgen van mensen met een ander geloof, dat men bekentenissen door middel van foltering zou afdwingen en zelfs de mensenrechten met voeten zou treden.' (p. 291) Dat noemt hij een 'treurige stap achteruit'. Het is wel zuur nu vast te moeten stellen dat we wereldwijd gezien 24 jaar later eigenlijk nog steeds geen stap meer vooruit zijn gekomen.

Herta Müller, Hartedier

uit het Duitse vertaald door Ria van Hengel. 2e dr. De geus, Breda 2009 [1e dr. 1996; oorspr. Herztier 1994] 216 blz.

Het boek met het oranjeïge omslag ligt op de tafel. De stugge hardcover met het stofomslag ligt op de tafel. De roman met de stomme titel ligt op de tafel. Ik zit op de bank. Misschien is het boek met het oranjeïge omslag op de tafel een stugge hardcover. Misschien heeft de roman met de stomme titel een oranjeïge omslag. Misschien staat de bank bij de tafel in de salon. Misschien ligt de oranjeïge, stomtitelige stugge hardcover op de salontafel.

De witregel slaat als een pokdalige tang op een luizig varken met klaporen. Het luizige varken met klaporen houdt niet van stugge hardcovers. Stugge salontafels hebben stomme omslagen. Het schiet niet op.

Het waait. De oude tante met het paardenhaar zit stug op het lelijke omslag. Yourik slaat het boek hard grondig dicht. Dat was niet nodig. Als hij het loslaat, klapt het vanzelf dicht. Ook als hij pas halverwege is. De oude tante met het paardenhaar kijkt stug de andere kant op.

Zo kan het nog lang doorgaan. Elke zin is er een. Stug volhouden, zei Herta harteloos tegen de dieren.