vrijdag 18 januari 2008

Gail Pool, Faint Praise

The Plight of Book Reviewing in America. University of Missouri Press, Columbia-London 2007. 170 pagina's inclusief noten, biblografie en register.

Dit is een bijzonder toegankelijk boek, geschreven door iemand die het (maar als ik het goed lees, ook de) klappen van de zweep uit de praktijk kent. Het boek beschrijft het hele recenseervak in al zijn facetten. De hoofdstuktitels zijn:

Introduction: The Reviewers Lament
Unnatural Selection
Vermin, Dogs and Woodpeckers
The Match
Getting it Right
Private Opinions, Public Forums
Are Book Reviews Necessary?
Improving the Trade.

Inderdaad: een mooie spanningsboog. Pool analyseert heel netjes wat er bijzonder is aan het vak, en dus ook wat er moeilijk aan is, en niet te vergeten: wat er mooi en onontbeerlijk aan is. Ze gaat - in weerwil van de titel van de introductie - niet over tot gezeur, gezeik of gekissebis. Ze houdt afstand, overzicht en een scherpe blik. In een Nederlandse recensie las ik dat ze het zou hebben over hoe de criticus loopt aan de leiband van de redacteur... Niets van dat stereotiepe 'denken'. Pool beschrijft nauwgezet dat een recensent zich doorgaans bevindt in een spanningsveld van belangen en verplichtingen en vereisten en gewoontes en voorkeuren. De praktijk as it is, voor zover ik dat kan overzien. Maar niks geen vooringenomen complottheorievorming en laag bij de gronds gezeur over vriendjespolitiek (wat een moerasdeltawoord is dat toch). Wel schitterende voorbeelden van geïsoleerde miskleunen, onheuse bejegening (positief en negatief), loze formuleringen, fouten door tijdsdruk, en wat het vak al niet meebrengt. Niet vaak, maar wel vaak genoeg geeft ze aan dat ze over de Amerikaanse recensiepraktijk schrijft, aldus de lezer ruimte biedend voor door eigen achtergrond gestuurde bijstelling van het betoogde.

Pool beschrijft ruimschoots de twintigste eeuw, en laat ook zien dat de klachten en loftuitingen er in de negentiende eeuw al niet anders uitzagen. En ze gaat in op de vernieuwingen (veranderingen, nauwelijks verbeteringen te noemen) die het internet aan het vak biedt, met recensies die maar niet verdwijnen, boekverkopers die 'recensies' van lezers plaatsen (als ze die al niet zelf schrijven), private individuen zonder enige institutionele binding die hun bevindingen op het net zetten (who's talking?), lijsten met sterretjes of wat ook, waarmee iedereen anoniem zijn of haar 'waardering' kan aangeven.

Wat ik vooral goed vind aan Pools analyse en beschrijving, is dat ze fair blijft, nota bene met betrekking tot een vak waarin, denk ik, de kinnesinne welig weet te tieren: schrijf maar eens iets niet-lovends over een boek... Bovendien geeft ze duidelijk, en met gevoel voor paradoxen en spagaten, aan wat een onmogelijk bedrijf dat recenseren eigenlijk was, is en blijft: onderbetaald, ondergewaardeerd, altijd gehaast, om maar wat te noemen. En Pool weet overtuigend duidelijk te maken dat een fatsoenlijke, moderne, democratische cultuur werkelijk niet zonder recensies kan, en dat het recenseren dus (steeds) verbeterd moet worden. Verbeteren is nooit overbodig. Maar soms is het nodig om dat weer eens uit te leggen.